The 1950s are often considered the era of the housewife as both a practice and an ideology. The available statistics support this interpretation: very few married women worked during the 1940s and 1950s, and female employment increased rapidly from the 1970s onwards. However, a gender analysis of the language of the Belgian post-war censuses (1947, 1961 & 1970) and of the concepts behind those numbers reveals that the censuses tell us more about the contemporary definition of work, than about female labour participation.
Het fenomeen van de landbouwersbetogingen brak in Vlaanderen door in 1962 met de zogenaamde drietandacties, waarin landbouwers de publieke opinie en de regering bewust maakten van de heersende landbouwcrisis en gepaste overheidsmaatregelen vroegen. Het Algemeen Boerensyndicaat, dat uit de drietandacties ontstond, organiseerde in de jaren zestig tal van kleinere betogingen. Vanaf 1967 nam ook de Belgische Boerenbond opnieuw zijn toevlucht tot het betogingsinstrument.
Tal van impliciete regels structureerden de negentiende-eeuwse arbeidsrelaties. Dit artikel verkent een aantal van deze regels en gaat tevens na welke de betekenis is van het juridisch kader (werkboekje, artikel 1781 van het Burgerlijk Wetboek) dat in het begin van de 19e eeuw voor de arbeidsrelatie werd gecreëerd. De wetten op het werkplaatsreglement (1896) en het arbeidscontract (1900) hielden een weloverwogen keuze voor een bepaalde invulling van de arbeidsrelatie in.
In België bestaan er op het federale niveau afzonderlijke instellingen voor het sociale en het economische overleg. Die dubbelstructuur dateert uit de periode 1944-1952. Nadien echter werd het naast elkaar bestaan van de CRB en de NAR, de nationale adviesorganen voor respectievelijk economische en sociale vraagstukken, herhaaldelijk als problematisch ervaren. Tussen hun oprichting en een samenwerkingsakkoord dat in 1983 werd gesloten, lagen eindeloze discussies en maar liefst vier concrete pogingen tot samensmelting.
Dit artikel toetst de "Works council"-typologie van J. Rogers en W. Streeck aan de Belgische casus. Tevens wordt onderzocht of er in het België van de jaren vijftig al sprake kan zijn van een "Fordistisch compromis" ("Régulation"-school).
Thuisarbeid in de 19de eeuw en begin 20ste eeuw, veelal aangeduid met het 19de-eeuwse Angelsaksisch neologisme 'sweating system', is inherent aan lange arbeidsdagen, lage lonen, ongezonde arbeidsomstandigheden en een goed uitgekiende ondernemersstrategie waarbij men de baten wist te behalen zonder zich aan de lasten te moeten storen. Niet ten onrechte kan men spreken van 'zweetlonen' en 'zweetarbeid'. De Izegemse schoenmakerij in onderaanneming vormt hiervoor een sluitend voorbeeld.
In this article we examine some of the possibilities of life course research. We trace the lives and careers of 33 female textile labourers from Ghent, using population registers and wage books. Our research results are confronted with a number of practical difficulties this method entails.
Toen Antwerpen in de eerste helft van de negentiende eeuw uitgroeide tot een commerciële haven had dit zware sociale gevolgen. Duizenden arbeiders – vooral vrouwen en ouderen– waren werkloos en de stad werd geconfronteerd met massale verarming. In deze bijdrage gaan we na welk beleid de openbare onderstand voerde ten opzichte van de behoeftige ouderen.
Uit analyse van de belangrijkste stakingsbewegingen in de Antwerpse haven tijdens de 20ste eeuw blijkt dat, met het oog op het verklaren van de stakingsgevoeligheid onder havenarbeiders, een eenzijdig aansluiten bij één ‘school’ onmogelijk is.
Loonarbeid tijdens de overgang van traditionele naar moderne landbouw. Een sociaal-economische studie van de landarbeiders in Oost- en West-Vlaanderen tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw.