De contra-revolutionaire beweging te Brussel zag zich na de Tiendaagse veldtocht en het huwelijk van Leopold I en Louise-Marie steeds meer in een marginale positie verdwijnen. Dit fenomeen had onder meer te maken met de voortdurende radicalisering van de tegenstanders van het nieuwe regime. Toch zou een nieuwe adem net in een radicalere opstelling gezocht worden, maar na enkele maanden bleek de schok te hevig. Vooraanstaande orangisten kozen ervoor zich met het regime te verzoenen, terwijl het voetvolk zich engageerde in de antiklerikale strijd.